Hoe het werkt
Het klimaat van een plaats of gebied is het gemiddelde weer. Het gemiddelde
wordt meestal genomen over tientallen jaren van temperatuur, vocht, luchtdruk,
wind, bewolking en neerslag. Ook wordt er gekeken naar jaarlijkse extremen en
hoe vaak ze voorkomen, zoals hittegolven en zware regen met wateroverlast of
overstromingen. Er wordt ook gekeken naar de chemische samenstelling van de
atmosfeer en de temperaturen van de (diepe) oceanen. Het is erg moeilijk om
een grens te trekken wat je nu wel en niet moet meten om een klimaat te bepalen.
Om dat te kunnen moeten we eigenlijk het hele systeem van de aarde begrijpen.
We hebben klimaatinformatie nodig om een klimaat te kunnen bepalen. Meteorologische
instituten, zoals het KNMI, doen sinds anderhalve eeuw dagelijks metingen en
waarnemingen. Over het klimaat van vóór die tijd vinden onderzoekers in oude
documenten aanwijzingen, zoals jaarringen van bomen en boorringen in gletsjers,
ijskappen. Deze dingen geven informatie over het gemiddelde klimaat, maar ook
over klimaatveranderingen. Die veranderingen zijn er in alle soorten en maten.
Sommige komen in een klein gebied voor, andere zijn weer wereldwijd, sommige
weer langzaam of snel. Dat kunnen we allemaal nagaan met die "documenten" van
vroeger. Om een voorbeeld te noemen: El Niño komt eens in de 3 tot 7 jaar voor
terwijl een ijstijd typisch zo'n 100.000 jaar duurt.
De laatste jaren is de belangstelling voor klimaatmetingen sterk toegenomen.
Dit komt door de aandacht voor de invloed van de mens op het klimaat. Er wordt
daarom ook hard gewerkt aan verbetering van de waarnemingsmethoden. Waarnemingen
via de satellieten is hier een voorbeeld van.
Inleiding || Hoe het werkt - Soorten klimaten - Voorspelling || Afsluiting |