Klimaat
De gemiddelde hoeveelheid zon in
combinatie met de gemiddelde stromingen in een bepaalde streek bepalen het klimaat
(natuurlijk spelen bewolking en neerslag hierbij ook een rol). Bij klimaat hoort
een gemiddelde temperatuur die afhangt van het aantal uren zon, de gemiddelde
stromingen en de ondergrond waar de aangevoerde lucht overheen trekt. Water
heeft een heel aparte eigenschap het wordt heel langzaam opgewarmd, maar dan
koelt het ook weer langzaam af. Het water van een zee heeft dan ook een vrij
constante temperatuur. Land daarentegen wordt heel snel warm en koelt ook heel
snel weer af, zo kan het in de woestijn 's nachts bijna gaan vriezen en overdag
wordt het zeer warm. Dit ligt ook aan het aantal uren dat het land kan afkoelen.
Bij ons kan in de winter het land een lange nacht afkoelen en in de zomer maar
kort. Maar de luchtstromen zijn ook belangrijk. Lapland kan in de zomer wel
25 º C tot 30 º C worden, terwijl de zon geen kans heeft om het land zo warm
te maken. Het wordt daar zo warm omdat er dan warme lucht uit het bijvoorbeeld
Oost-Europa wordt aangevoerd, deze brengt de temperatuur en vochtigheid uit
Oost-Europa met zich mee. Ook in Nederland komen strenge winters of warme zomers
alleen door luchtstromingen voor. Maar omdat de lucht bij ons meestal wordt
aangevoerd over de zee wordt het bij ons niet vaak extreem koud of warm, het
zeewater blijft immers warmer dan het land.
De invloed van water is bij een klimaat zeer belangrijk. Is een land door water
omringd, dan krijg je een heel ander klimaat dan wanneer een land tussen andere
landen in ligt. Onze kuststrook is in de zomer veel koeler dan het binnenland,
dat komt omdat de zee dan nog vrij koel is. De temperatuurverschillen worden
mede bepaald door de bodem. Zand kan soms wel 50 º C worden, omdat er geen lucht
tussen zit blijft de warmte in de bovenste centimeters liggen. Dit zand geeft
zijn warmte gedeeltelijk weer af aan de lucht. Vooral in de nazomer kun je goed
merken dat zeewater invloed heeft op de temperatuur, dan is het aan de kust
net onder de 20 º C terwijl dat in het binnenland net onder de 10 º C is. Dat
komt dus door de warme luchtstroom vanaf de zee naar het land, aan de kust merk
je dat goed.
Ondanks dat er grote verschillen zijn in temperatuur van dag tot dag, zijn er
elk jaar toch terugkerende dingen. Dit noemt men terugkerende gangen. Dan is
er een bepaalde luchtstroom, bijvoorbeeld een warme luchtstroom die naar het
noorden gaat en een koude luchtstroom die naar het zuiden gaat, deze stromen
draaien in elkaar en er ontstaat een soort draaikolk. De draaikolk wordt depressie
genoemd en de bedoeling van zo'n depressie is de warmte beter te verdelen. Deze
depressies komen dan ook vooral voor als er grote temperatuurverschillen zijn
tussen het noorden en het zuiden. Dit is meestal in de winter, dan komen dus
de meeste depressies voor. Vaak herhalen depressies zich op de zelfde plaats.
Dit is een voorbeeld van een regelmatig voorkomend verschil, namelijk als de
depressie aankomt wordt de temperatuur even iets hoger, er wordt zachte lucht
aangevoerd. Daarna wordt het weer kouder. Zo'n regelmatig voorkomend temperatuurverschil
noemen we jaarlijkse gangen.
Inleiding || De zon - Stromingen - Circulatie - Klimaat || Afsluiting |